Het onderzoek
De podotherapeut start met een onderzoek naar de oorzaak van uw klachten. Uw klacht wordt besproken en daarbij kijkt de podotherapeut naar samenhangende gegevens. Daarna wordt de diagnose gesteld. Dit gebeurt d.m.v. de volgende methodes:
Inspectie
Door de anatomische stand, afwijkingen, verkleuringen en/of bijzonderheden te meten.
Palpatie
Door uitlokken van pijnklachten en kijken naar mogelijke afwijkingen in botstructuren en pijnlijke plekken.
Functieonderzoek
Door de bewegingsmogelijkheden en stabiliteit van gewrichten te testen. Hierbij neemt het functieonderzoek van de voet en de enkel een centrale plaats in. Met klachten aan knieën, heupen of rug wordt het functieonderzoek uitgebreid. In sommige gevallen voert de podotherapeut ook spiertesten uit om klachten te lokaliseren. Hierbij kijkt de therapeut op welke plaatsen en bij welke druk/houding pijn ontstaat.
Ganganalyse
Door te kijken naar de afwikkeling en de beweging van de voet en eventueel naar de beweging van de knieën, heupen en romp.
Podoscopie
Een podoscoop is een lichtbak, waarbij op de bodem een spiegel is geplaatst. De podotherapeut bekijkt hiermee de zolen van uw voeten om de drukverdeling te beoordelen.
3D Voetscan
Tijdens het voetonderzoek wordt een 3-dimensionale scan van uw voeten gemaakt. De zolen worden op de computer aan de hand van deze scan gemodelleerd.
Schoeninspectie
Slijtage van uw schoenen geeft veel informatie over uw looppatroon en de mogelijke oorzaak van uw klachten.
Differntiaaldiagnose
Door de waarschijnlijkheidsdiagnose maakt de podotherapeut onderscheid tussen vergelijkbare diagnosen, om zo te komen tot de juiste.
(bron NVvP)